Reageren op culturele klimaatverandering

Op weg naar het Spring Festival

Springdance en Festival a/d Werf gaan fuseren. Nu de laatste aparte edities erop zitten blikken we vooruit. Het eerste Spring Festival (werktitel) vindt het volgend jaar al plaats. Bettina Masuch en Rainer Hofmann vertellen over hun samenwerking en beschouwen de culturele positie van Nederland.
1207 agnes springdance
Illustratie Agnes Loonstra


Bettina Masuch is sinds vier jaar artistiek directeur van Springdance. Het festival toont experimentele, vernieuwingen binnen de hedendaagse dans. Naast een vast, jong en professioneel publiek trekt het festival onder haar leiding nieuwe publieksgroepen door bijvoorbeeld ook in de Stadsschouwburg te programmeren. Rainer Hofmann heeft net zijn tweede Festival a/d Werf achter de rug. Omdat kunstenaars steeds meer hun aandacht richten op politieke en sociale thema’s koos hij nadrukkelijk voor maatschappelijke onderwerpen. In 2011 ging het over multiculturalisme, dit jaar over identiteiten van landen en steden. 
 
Het idee van de fusie bleek een slimme manier om vooruit te lopen op de bezuinigingen. Hun initiatief kreeg een plek in de Utrechtse cultuurnota. Bettina: “De huidige discussie over kunst in dit land gaat uit van de aanname dat er iets mis is met de kunsten en dat we dat moeten herstellen. Terwijl ik denk dat onze beide festivals het heel goed hebben gedaan, met een groeiend publiek en groeiende internationale aandacht. Wij gaan samen omdat er een specifieke financiële situatie voor de kunst is in dit land. Inhoudelijk is er een grenzeloosheid tussen beide festivals. De meerderheid van onze kunstenaars werkt in hybride vormen van theater en dans.”

Wie is verantwoordelijk voor kunst?

Rainer spreekt van een ideologische aanval op de kunsten. “De grootste fout is dat we het subsidie noemen. Dat doen we bij scholen of de rechtspraak ook niet. De bezuinigingskwestie roept vragen op over verantwoordelijkheid. Wie is er verantwoordelijk voor een bepaalde hoeveelheid kunst in de samenleving als de markt daar niet in kan voorzien? En welke kunstenaars moet je ondersteunen?” “De markt zal beginnende makers niet financieren” zegt Bettina. “Onze festivals zijn gefocust op de toekomst van de kunst. Wij investeren daarom in jonge kunst en kunstenaars. Je kunt dat niet vrijgeven aan de markt, maar wij doen eigenlijk niet anders dan elk groot bedrijf dat in een denktank investeert die nadenkt over de toekomst.” 
 
Hoe maak je van twee festivals één? Door in ieder geval veel te praten, samen naar voorstellingen te gaan en in dit stadium nog niet naar uitvoerbaarheid te kijken. Tegelijkertijd houdt ieder zijn voorkeuren. De vraag of ze ook in financieel goede tijden gefuseerd zouden zijn vindt Rainer nogal hypothetisch, maar ze zouden het dan in ieder geval in een lager tempo hebben gedaan. Nu moet er binnen het jaar een nieuw festival staan. 
 
De oriëntatie op maatschappelijke onderwerpen houden ze vast. Bij dans en theater vindt het thema ook zijn weerslag in de vorm. Er is meer interactie met het publiek. Bettina: “De hedendaagse dans is een jongere kunstvorm dan theater en was lang bezig de eigen instrumenten en grenzen te onderzoeken. Maar nu is er behoefte om de wereld binnen te laten. In een tijd waarin alles oké is kun je je eigen interesse volgen, maar als de wereld om je heen van de ene in de andere crisis bel andt kun je die houding niet volhouden. Jonge kunstenaars en jong publiek wijzen de formele opstelling van theater (die altijd vraagt om contemplatie) af. Als je opgroeit met interactieve media dan ben je erin getraind om te participeren. Dit jaar voelden we bij Springdance dat het publiek daar helemaal voor ging.“

Artist getto

Beide artistiek leiders gaan uit van wat leeft bij de kunstenaars en wat zij in deze tijd nodig hebben; zoals ruimte voor talentontwikkeling nu veel productiehuizen sluiten. Ze proberen dat te ondervangen door workshops te organiseren en (internationale) netwerken aan te bieden. Want tonen wat elders is gemaakt is belangrijk. Moeilijker te doorbreken is het systeem waarin kunstenaars nu werken en dat ze een ’artist getto’ noemen. Productie en uitvoering vinden plaats binnen een internationaal circuit van dezelfde makers en een zelfde soort publiek. Dat is beklemmend. Bettina: “De grote Europese steden laten hetzelfde zien. Er is meer verschil tussen Berlijn en Solingen (waar ik vandaan kom) dan tussen Berlijn, Amsterdam of Londen. Er is nu veel discussie over slow producing, dus meer lokaal georiënteerde producties, maar dat is moeilijk. Financiële en artistieke risico’s zijn te hoog voor een enkel productiehuis. Je moet vanaf meerdere plekken produceren.
 
Hoe zien ze de toekomst? Als ze naar de makers kijken dan zien ze een terugkeer naar vakmanschap en het succes van de participerende performances. Maar jonge kunstenaars vertrekken ook naar Berlijn of Brussel. Zij zoeken de beste werkomstandigheden en zijn nog flexibel. “Wij willen er voor hen zijn want sponsors branden hun handen niet aan jonge experimentele kunst. En het antikunstklimaat heeft het effect dat kunstenaars zich niet meer welkom voelen hier”, zegt Rainer. “De kwaliteit van kunst heeft in Nederland te maken met de openheid tegenover internationale invloeden. Iedereen kan hier studeren aan goede onderwijsinstituten. Maar zonder toekomst komen studenten hier niet meer. Bovendien is er binnen Europa meer concurrentie gekomen. Instellingen als de School voor Nieuwe Dansontwikkeling of de Rijksakademie zijn niet meer uniek. Deze tijd stelt vragen over verantwoordelijkheid maar ook of je in een heterogene of een homogene samenleving wilt wonen.”

(c) Lucy, 5 juli 2012. Tekst: Véronique Hoedemakers