Bart Rutten rammelt aan het deurtje van het preekgestoelte. Moet het open of dicht? vraagt hij zich hardop af. Er is al aangekondigd dat hij geen verantwoording hoeft af te leggen vanavond, in de bomvolle Utrechtse Pieterskerk. Ook is de kerk niet ingesteld op dialoog, zo wordt vooraf gewaarschuwd. Het doel is vooral informerend. Er worden vanavond grondgedachtes gedeeld, en een visie. De nadruk zal liggen op de volgende thema’s: de relatie stad-museum, lokaal-globaal en kunst-erfgoed.
Het is mooi om te praten vanaf de kansel, zegt Rutten. Hij is hier op uitnodiging van het Provinciaal Utrechts Genootschap van Kunsten en Wetenschappen (PUG) om zijn plannen met het Centraal Museum te ontvouwen. Het was een van de eerste uitnodigingen die hij ontving na zijn benoeming. Hij ging er graag op in, maar wilde wel eerst kennis maken met het museum en de stad. Zijn eerste honderd dagen als directeur van het Centraal Museum zitten erop en hij heeft veel gesprekken gevoerd met veel verschillende stakeholders. Nu is de tijd rijp om zijn ideeën met het veld te delen.
Programmalijn deCentraal
Eerst een analyse van het museum. Het Centraal Museum (CM) is 180 jaar oud. In hoeverre is het huidige museum passend bij deze tijd? Rutten citeert een uitspraak van de directeur van Museum Reina Sofia in Madrid: ‘Je wilt als museum niet zijn waar je vandaan komt’. Het museum moet zich dus blijven ontwikkelen en niet tevreden zijn met een status quo. Het potentieel van het CM bevindt zich in het formaat (aantal m2 tentoonstellingsruimte), het gebouwenstelsel, de centrale positie binnen Nederland en de verbindende kracht tussen lokaal, nationaal en internationaal. Vooral dat laatste moeten we koesteren, vindt Rutten. De vraag wat Utrecht precies is moet opnieuw gesteld worden. Hij vertelt dat er net een conservator 21ste eeuw is aangesteld die bovenop de actualiteit zal zitten, en er komt ook een conservator Stadsgeschiedenis. De aandacht zal uitgaan naar kunst en geschiedenis en de verbinding tussen die twee, en naar de synergie tussen museum en kunstenaar. Via opdrachten zal de collectie worden uitgebreid en een verbinding tussen museum en stad tot stand komen.
Het CM roept de programmalijn ‘deCentraal’ in het leven. Het plan is om op locatie te gaan werken, in gezamenlijkheid en gemeenschappelijkheid: ‘deCentraal gaat op zoek naar het midden tussen zenden en ontvangen’. Rutten noemt een paar voorbeelden: Jan van de Pavert gaat werken met de Marokkaanse gemeenschap op Kanaleneiland, Mounira al Solh met nieuwkomers. Een eerste opdracht is net afgerond: fotograaf Johannes Schwartz heeft de prostitutieboten op het zandpad gefotografeerd, een dag voordat de boten werden ontmanteld.
Stadsmuseum van wereldklasse
Een tweede programmalijn ontvouwt zich: een brug tussen lokaal, nationaal en internationaal. Er komt ruimte voor experiment en diversiteit. In 2020 wil het museum als gangmaker optreden rond het thema diversiteit, maar Rutten geeft toe dat de plannen op dit vlak nog verre van uitgewerkt zijn. Ter illustratie van deze lijn noemt hij een aantal projecten die binnenkort te zien zullen zijn in het CM: het werk 'Shading Monument' van Cevdet Erek, de fotodocumentaire 'Man next door' van Rob Hornstra, een expositie van tekeningen met en door Robbie Cornelissen. Trots is Rutten op de installatie met Robert Indiana’s AIDS-behang en Rietveld-stoelen van het collectief General Ideas, als onderdeel van de tentoonstelling 'Bye bye De Stijl'. Samen met het Stedelijk Museum Amsterdam heeft het CM dit werk kunnen aankopen. Zijn uiteindelijke doel voor het museum wordt het best samengevat in een definitie van Wim Pijbes: een ‘stadsmuseum van wereldklasse’, dat is wat het CM moet worden.
Het museum als huis voor de kunst
Elaine Vis, beeldend kunstenaar en lid van de directie van het PUG, is de eerste referent die spreekt. ‘Er gaat heel veel gebeuren,’ zegt zij, ‘we moeten als Utrechters vinger aan de pols houden.’ Zij fietst met het publiek een rondje door de stad, langs o.a. BAK en Casco, Impakt, Fotodok, de verschillende musea en galeries, Kapitaal, Exbunker, Kunstliefde. Vis waarschuwt: ‘We moeten ervoor waken dat de intrinsieke waarde van de kunst niet ondermijnd wordt, een museum moet toch een huis voor de kunst zijn?’ Het marktmechanisme moet niet leidend zijn. Zij spreekt de hoop uit dat het Utrechtse culturele landschap terug te vinden zal zijn in de programmering van het Centraal Museum: ‘Hoe heerlijk zou het zijn om uit het zolderkamertje te komen [waar de Utrecht presentaties nu plaatsvinden] en in de stallen te exposeren’, mits kwaliteit gewaarborgd blijft. Vis blikt terug op de museumgeschiedenis in relatie tot Utrechtse kunst: Sjarel Ex, de stallen, de Utrechtse Salon, Edwin Jacobs, Utrecht Kamers en Nieuw Utrecht. Tot nu toe is het geen stabiele relatie gebleken. Kunst wordt op eigen grond gemaakt, benadrukt Vis, in een lokale inspiratie. 'Think global, act local'. Laat het museum een rol spelen zoals voorheen het CBK deed: de stad inclusief maken. Dit zijn twee verpakte vragen, zegt Elaine Vis, en stapt het preekgestoelte af.
Het museum de buitenwereld in
De tweede referent is Jelle Bouwhuis, voorheen curator Stedelijk Museum Bureau Amsterdam, tegenwoordig promovendus aan de VU op het onderwerp 'moderne kunst musea en globalisering'. Voor zijn onderzoek heeft hij vele verschillende musea bezocht, maar één ding hebben ze allemaal gemeen: ‘Ze hebben net verbouwd, ze zitten middenin een verbouwing of ze gaan verbouwen’. Verbouwen noemt hij een ‘sign of the times’. Het is een worsteling, zegt hij. Een museum is er oorspronkelijk op gemaakt om terug te kijken, maar musea van tegenwoordig zijn steeds bezig met de sprong voorwaarts. Maar waar wil je naartoe? ‘We laten ons gek maken met honderd verschillende programmapunten en stakeholders,’ zegt hij, ‘en dat noemen we artistiek beleid.’ Bouwhuis spreekt nu rechtstreeks tot Rutten: ‘Jij noemt je programmalijn deCentraal, ik noem het een complexe manier tot zelfbehoud. Een kunstenaar wordt erop uit gestuurd om de buitenwereld het instituut binnen te halen, zoals Jan van de Pavert naar de Marokkaanse gemeenschap. Als je nu nog een kunstenaar naar een stadsdeel moet sturen om iets terug te halen naar het museum…’ Bouwhuis merkt op dat hij steeds meer moeite krijgt de realiteit van de buitenwereld, zoals bijvoorbeeld die van de youtubende jeugd, te matchen met de cocon van de kunstwereld. Het museum moet er zelf heen, stelt hij, naar die buitenwereld toe.
Een boeiende balancing act
Jelle Bouwhuis en Bart Rutten wisselen van plek, de kansel is weer voor de museumdirecteur. Hij wil iets rechtzetten: Jan van de Pavert wordt niet naar Kanaleneiland gestuurd, het is een initiatief van de kunstenaar zelf. Het andere punt van Jelle is heel relevant. Het museum bevindt zich in een ‘ontzettend boeiende balancing act’. Enerzijds zijn er de eisen van subsidiegevers van bezoekersaantallen en bereik, anderzijds wil je een interessant artistiek programma. Op de vragen van Elaine Vis antwoordt hij: ‘Er is altijd ruimte voor Utrechtse makers, ook hedendaagse. Edwin [Jacobs] heeft het goed ingezet en dat gaan we voortzetten. We willen de Utrechtse kunstenaar best van die zolder halen, maar daarvoor moeten we wel gaan… verbouwen.’
Dan is het tijd voor vragen uit de zaal. Na enige aarzeling steekt de eerste zijn hand op. Het is de directeur van Museum IJsselstein. Hij vindt het een ‘stevige presentatie’, wel vraagt hij zich af welke visie de nieuwe directeur heeft op samenwerking met partners uit de provincie. Rutten antwoordt dat hij zich eerst op samenwerking in de stad gaat richten. ‘We hebben een ijswinkel met verschrikkelijk veel verschillende bolletjes. Af en toe moeten we de smaken mengen, dan kom je aan de chocolade toe.’ Nieuwe vragen. Is er aandacht voor nieuwe media? Wat is de relatie met andere musea in de stad? Wat is de relatie met de HKU? Een vragensteller refereert aan het citaat van het museum Reina Sofia: ‘Je wilt niet zijn waar je vandaan komt, maar heb je er een beeld van, waar het Centraal Museum vandaan komt?’ En wil Bart Rutten na een tijd nog een keer komen spreken? Deze vragensteller wordt ter plekke uitgenodigd voor een brainstorm-ontbijtsessie. Zeker wil Rutten dat: ‘Ik wil praten met jullie als belangrijke stakeholders, in een townhall meeting.’
In welwillende afwachting
Een laatste vragensteller vat samen: Bart Rutten kwam met een hoorn des overvloeds, Elaine Vis met kritisch verpakte vragen, en Jelle Bouwhuis met een blik wormen die ook hout sneden. De PUG-spreekstalmeester sluit af. Opvallend was de mildheid van de gestelde vragen uit de zaal, viel hem op. Zijn interpretatie: men is op zijn Utrechts ‘in welwillende afwachting’.
© LUCY, 12-12-2017. Tekst: Anna van Suchtelen, foto's: Luuk Huiskes.