Gast, plant, pannenlikker

column Richtje Reinsma

Ik was gast in een kamer met een raam. Ik was bang dat de plant in de vensterbank zou omvallen als ik het raam zou openzetten. Toen ik hem optilde woog hij niets. Toen ik hem neerzette viel hij om. Overal lag aarde.
1108 richtje plant
Meteen kreeg ik een hekel aan de plant, en begon hem te vrezen. Zou hij mij dwingen hem te verpotten of te vermoorden? Ik was verantwoordelijk geworden voor een vreemde plant die ik alleen maar werktuigelijk had willen beschermen. Gelukkig vergat de plant al snel weer zijn nieuwe gewoonte om om te vallen.
Nu de aarde. Die lag op het nachtkastje en in het tapijt. Ik informeerde bij de gastvrouw naar de stofzuiger. Toen ik hem ophaalde uit zijn hok, bleek zijn mond dichtgestopt met een grote prop wc-papier. Ik herinnerde me dat de gastvrouw de vorige dag had aangekondigd dat zij fruitvliegjes zou gaan zuigen.
 
Ik zette de stofzuiger aan zonder de prop te verwijderen. Meteen verdween hij in de slang. Ik zoog door. Miniem resultaat. Als ik de mond op mijn hand zette voelde ik nauwelijks zuigkracht. Ik vroeg me af of ik had nagedacht voor ik de stofzuiger had aangezet. Ik kon me voorstellen dat je zou redeneren dat dat verstandig was, voor het geval de fruitvliegjes achter de prop zaten te wachten en zouden uitzwermen zodra de weg vrij was. Ik was er alleen niet zeker van of ik deze gedachte nu achteraf verzon, als alibi, of haar in herinnering bracht om mijzelf van mijn redelijkheid en onschuld te overtuigen.
1108 richtje stofzuiger
Ik bracht de stofzuiger terug. Ik stak een nieuwe prop wc-papier in zijn mond. Ik liep ik terug naar mijn kamer, langs de open deur die de groene rug van de gastvrouw omlijstte.
Ik redeneerde in mijzelf of ik mijn gedrag kon verantwoorden, in een denkbeeldige rechtzaak bijvoorbeeld. Nee, kwam ik tot de slotsom. Mijn verhaal was ongeloofwaardig. Er zou terecht een algemene kennis van de normale zuigkracht van gezonde stofzuigers worden verondersteld. De betreffende stofzuiger had zeer matig gepresteerd. Aangezien verder alles in het huis uitstekend functioneerde, zou mij dat moeten zijn opgevallen. Bovendien, besefte ik, was het opmerkelijk dat de krachteloze stofzuiger die de kruimeltjes aarde met tegenzin naar binnen werkte, even tevoren een grote prop met smaak had verslonden. Elk mens van goede wil met een normale intelligentie zou nadenken over een mogelijk verband, en het euvel tot de bodem uitzoeken.
Ik liep naar de groene rug en vertelde over mijn zorg omtrent de stofzuiger. Ik volgde de gastvrouw terug naar het hok. Nu was ik Watson naast Holmes: ijverig en behulpzaam. De gastvrouw blies in de stofzuigermond, en merkte dat haar adem geen doorgang vond. De prop was dus niet ver. We zochten naar iets langs en flexibels om mee te poeren. Bezemsteel, ijzerdraad en meetlat waren te dik, te zwak of te lang. Uiteindelijk boden de duw van een pannenlikker en de beet van een schaar uitkomst, waarbij de pannenlikker licht verbogen raakte. ‘Wat een avontuur’, lachte de gastvrouw vriendelijk na afloop, en ik lachte opgelucht mee.
Ik moet er niet aan denken wat een spoor van vernietiging ik had kunnen achterlaten in het vredige huishouden als de zaak uit de hand was gelopen. Stel dat ik de stofzuiger zelf in het geniep had proberen te repareren, en daarbij het hele huis had afgestruind, eerst alle lange flexibele voorwerpen beschadigend door ze in de stofzuigermond te steken, en daarna alles aftuigend waarmee ik de stofzuiger zou proberen open te breken. Godzijdank heb ik op tijd bekend, en is er enkel een plant omgevallen en een pannenlikker verbogen.

(c) Lucy, 3 augustus 2011.