Onder de licht ironische titel ‘It’s your lucky day’ opende op vrijdag 13 mei een groepsexpositie van drie Utrechtse kunstenaars: schilderijen van Anne Meijer, sieraden van Colette van Essen en meubels van Pieter van der Veen. Ogenschijnlijk misschien een willekeurige gekozen drietal, afkomstig uit drie verschillende kunstdisciplines, maar bij nadere beschouwing zijn er toch aardig wat overeenkomsten in werkwijze, thematiek en materiaalkeuze.
Initiatiefneemster van de tentoonstelling, Anne Meijer, koos bewust voor de galerie van Niek Waterbolk, voormalig antiquariaat en prentenkabinet. De galerie aan de Schoutenstraat wordt tegenwoordig rechtstreeks aan kunstenaars verhuurd die hun werk willen exposeren. Dit geeft de kunstenaar natuurlijk een enorme vrijheid. Je moet je eigen PR verzorgen, dat wel, maar daar draait een beetje kunstenaar zijn of haar hand niet meer voor om. Meijer: “Ik wilde heel graag een expositie op eigen titel doen. Ik hoop zo meer in contact te staan met mijn eigen publiek. Ze kunnen me ook zien werken. Niet aan grote doeken, want daarvoor heb ik meer ruimte nodig, maar wel veel klein werk. De galerie is twee weken mijn kleine atelier. Dichterbij kan het publiek niet komen en omgekeerd is dat ook het geval. Ik kijk uit naar de gesprekken en ben benieuwd wat dit oplevert aan inspiratie.”
Zoektocht
Bij binnenkomst in de galerie word je als kijker direct getrokken door de forse doeken van kinderportretten, geschilderd door Anne Meijer. Het zijn echter geen portretten in de klassieke zin dat het onderwerp zo goed gelijkend mogelijk wordt afgebeeld; het gaat Meijer om de zoektocht naar een bepaald gevoel, een essentie. Die zoektocht gaat heel intuïtief en stopt pas als Meijer het idee heeft dat het klopt. “Ik weet vooraf niet wat ik zoek, maar ik experimenteer met hulp van Photoshop met beelden die ik zelf maak of ergens vind. Ook het kiezen van zo’n basisbeeld gebeurt heel intuïtief. Geen vooropgezet plan dus, maar ik weet wel heel duidelijk wanneer ik de essentie bereik, als ik de klik voel met het beeld. Ik word één met het beeld, maar het linnen, de verf en de kwast worden ook één. Vloeien in elkaar over. Lijnen vervagen.” De zoektocht die zij voert in haar werk heeft ze in haar ontwikkeling tot kunstenaar eveneens gemaakt: na omzwervingen via modevormgeving, grafische vormgeving en de lerarenopleiding aan de HKU, koos ze uiteindelijk voor de opleiding tot autonoom beeldend kunstenaar.
De kinderen in haar werk kunnen bij de toeschouwer een bepaald gevoel van ongemak opwekken. Het zijn geen prototype kinderen: jong en onschuldig, maar eerder dualistische wezens, die zowel goed- als kwaadaardig kunnen zijn, schuld en onschuld in zich meedragen, die soms de kijker heel sensueel kunnen aankijken, en soms juist verlegen. Bij sommige portretten is het dualisme wat nadrukkelijker aanwezig: bijvoorbeeld het meisje met mitrailleur, maar bij de meeste is het meer intrinsiek in het beeld verwerkt.
Blurring
Haar schildertechniek doet mij denken aan de portretten van de Duitse schilder Gerhard Richter, die evenals Meijer zijn onderwerpen zodanig ‘vervaagt’, dat het soms bijna abstracte werken lijken te worden. Net als Meijer werkt ook Richter vanuit foto’s. Bij Richter lijkt de blurring techniek voort te komen vanuit de onmacht van een kunstenaar om zijn onderwerp voor 100% in essentie te kunnen vatten. Door de beelden te vervagen maakt hij ze naar eigen zeggen juist meer geloofwaardig. Ook de personages van Anne Meijer geven zich nooit helemaal bloot: soms zijn ze bedekt door sluiers, of schuilen achter planten of gordijnen, soms wordt het gezicht zodanig ‘weggeschilderd’ dat abstractie een volgende stap lijkt te gaan worden......
Less is more
De van oorsprong Canadese Colette van Essen maakt sieraden van voornamelijk bestaande materialen. Ze studeerde aan de Designacademie in Eindhoven en deed daarna een cursus zilversmeden in Schoonhoven. Duurzaamheid staat bij haar voorop. Van Essen: “Gebruikte materialen hebben altijd al mijn interesse gehad. Tijdens de 90-er jaren gebruikte ik bijvoorbeeld tomatenpuree- en koekblikjes, fietsbanden en messing sluitringen voor de sieraden en accessoires die ik verkocht. Ik wil een alternatief bieden voor de goedkope sieraden die snel lelijk worden en daarna op de afvalhoop terecht komen of in de plastic soep.” De sieraden die ze op de tentoonstelling laat zien zijn onder andere de Herringbone collectie, kettingen en armbanden gemaakt van zilveren, vintage Herringbone, oftewel visgraat kettingen. Ze verzamelt ze, maakt ze schoon en geeft ze een nieuw leven door ze samen te stellen tot een nieuw geheel. Elk sieraad is hierbij uniek, er is geen een hetzelfde. Zo kan een ketting bijvoorbeeld bestaan uit drie of meer bestaande Herringbone kettinkjes, die op een totaal nieuwe manier aan elkaar bevestigd zijn. Soms voegt ze nieuwe elementen toe, zoals een leren koordje. Soms alleen een klein logo. Haar ingrepen zijn dus minimaal, maar de aandacht die ze aan elk sieraard besteedt, geeft het sieraad in essentie meer lading: ‘less is more.’ Het is de geschiedenis van de gebruikte sieraden die haar interesseert. Sommige sieraden hebben inscripties: een naam, een datum of spreuk. Deze laat ze bewust staan. Een nieuwe eigenaar koopt hiermee niet alleen een met aandacht gemaakt sieraad, maar ook een potentieel verhaal.
Bauhaus
De derde exposant, kunstenaar en meubelontwerper Pieter van der Veen, gebruikt net als Van Essen gerecyclede materialen in zijn ontwerpen, zoals de van oude gymvloeren gemaakte tafels, banken en krukjes die in de tentoonstelling te zien zijn. Hij is duidelijk geïnspireerd door ontwerpers en architecten van het Bauhaus, de befaamde kunstopleiding in Weimar en Dessau uit de jaren ’20 en ’30 van de vorige eeuw. Ook bij zijn ontwerpen is het adagium ‘less is more’, ooit door Bauhausarchitect Mies van der Rohe geïntroduceerd, van toepassing. De meubels van Van der Veen zijn functioneel, rechttoe rechtaan en zonder versieringen of tierlantijnen, maar toch elegant en verfijnd. Van der Veen volgde een opleiding aan de kunstacademie in Kampen en is daardoor geen typische meubelontwerper. Zijn werkwijze verraadt zijn achtergrond als kunstenaar. Bijna alle meubels zijn uniek en handgemaakt. Op de tentoonstelling heeft hij aan een van de wanden een aantal gedemonteerde krukjes zodanig gepresenteerd, dat het net kunstobjecten zijn. Een meubelmaker zou waarschijnlijk niet zo snel voor een dergelijke opstelling kiezen, maar het werkt wonderwel. Je gaat het zitvlak van de krukjes ineens bekijken alsof het abstract geschilderde, Mondrianeske kunstwerken zijn. Het patroon van de gymvloer telkens herkenbaar, maar tot een dusdanige compositie samengebracht dat je bijna vergeet dat het gebruiksvoorwerpen zijn.
Onthullen
Een ander bijzonder kenmerk van zijn meubels is dat de constructie niet wordt verdoezeld, maar juist opvallend zichtbaar is en zelfs onderdeel van de esthetiek van het ontwerp. Bouten en moeren sieren prominent de stoere en kloeke meubels. Daar waar Meijer haar onderwerpen lijkt te willen verhullen, is Van der Veen juist bezig met het blootleggen en onthullen van zijn timmermansgeheimen: “what you see is what you get”, lijkt hij te willen zeggen. Behalve raakvlakken met het werk van Colette van Essen zijn er ook parallellen te vinden tussen Pieter van der Veens meubels en de schilderijen van Anne Meijer. Hun werk heeft een bepaalde tweeslachtigheid. Bij Van der Veen niet zozeer op thematisch vlak, maar eerder wat betreft het materiaalgebruik: oude versus nieuwe materialen zoals bij de gymvloermeubels, maar ook harde versus zachte materialen, bijvoorbeeld in de vilten schemerlampen met grote stalen bouten en moeren, die hij onder de naam ‘Bout’ samen met Roland van Wanrooij maakte (niet op de tentoonstelling te zien, maar wel op de website pietervanderveen.nl).
© LUCY 19-5-2016. Tekst: Ineke van Tuinen (foto's: Ineke van Tuinen en Pieter van der Veen)