Logeerkasteel

Column Richtje Reinsma

Ik zit in de bibliotheek van een kasteel, met uitzicht op de slotgracht, aan een bureau met vloeiblad en koperen lamp. Boven mij kronkelen bloeiende takken en gestrikte linten van gips. Ik luister een gesprek af dat in de hal naast mij plaatsvindt. Twee stemmen zweven langs het clavecimbel en de vleugel naar mij toe. Ze horen bij de twee vrouwen die ik net ben gepasseerd. De een blijkt een kunstbeen te hebben, de ander een kapotte buik en astma en reuma. Ze geven elkaar tips over revalidatie en pijnbestrijding. Nu mijn oren eenmaal gekluisterd zijn is er geen houden meer aan, ze hangen aan de lippen van het been en de buik die verstopt zitten achter de wandtapijten met franje. De vrouwen hebben me zien langslopen, ze hebben gehoord hoe ik de glazen vitrinekasten aan het rinkelen bracht, de vloerplanken liet kreunen, en tenslotte het klaroengeschal van mijn opstartende computer. Ik kwam om te schrijven over wat me in zou vallen. Nu ben ik de echoput van hun gesprek. Nadat ik de stilte van het afluisteren heb doorbroken om uit te typen wat ik hoor, worden de stemmen gedempt. Ik hoor alleen nog flarden. ‘... brengt je ook een hoop.’ ‘... er verschrikkelijk sterk van.’ ‘... kan er zoveel van leren.’
1212 Richtje Logeerkasteel
© Richtje Reinsma
Ik dacht dat dit logeerkasteel met stilte gevuld zou zijn, dat alle gasten er zouden komen voor gekozen eenzaamheid. Ik had mijn mond al op slot toen ik aankwam, ik had mij in mijn gedachten genesteld en mijn sociale vaardigheden opgeborgen. De andere gasten voelen dat. Er staat een stolp over mij heen, ze laten mij met rust. Als een vis in een aquarium ben ik opgesloten in mijn eigen element, terwijl de wereld rondom mij vervloeit en een eenheid vormt. Ik voel mij meer verbonden met de hoofdpersoon van het boek* dat ik lees, dan met de mensen van vlees en bloed waarmee ik drie keer per dag aan tafel zit. Mevrouw Lohmark bestaat weliswaar uit drukinkt, maar haar nepgevoelens zijn interessant en haar taal is waarachtig. De echte mensen die mij omsingelen vertalen hun oprechte gevoelens in kant en klare zinnen, uitgesproken met de verrukking van wie de waarheid van het cliché hebben ontdekt. Ze stellen zich kwetsbaar op, zoals dat heet, in de taal die daarvoor is ontworpen. Al het moeilijke waar ze over verhalen is verleden tijd, want iedereen heeft leren loslaten en is de overgave meester geworden. Ze zijn gehavend, maar blij en dankbaar.
Ik begrijp het niet. Heeft iedereen eerst thuis zijn tegenslagen geïncasseerd en zijn wanhoop onder de knie gekregen, om daarna een verblijf op dit kasteel te boeken teneinde zijn glanzende littekens te laten zien?
Werkelijk iedereen is hier gelouterd, behalve ik en mijn papieren vriendin mevrouw Lohmark. Zij is koud en hatelijk, ik ben gesloten en kwaad. Ik vind het heel gezellig met haar. Ik ben ongezond, de kunst wordt gemold, de Syriërs worden in de steek gelaten. Godzijdank is mevrouw Lohmark net zo somber, egoïstisch en asociaal als ik. Op bladzijde 142 denkt ze over haar gesprekspartners: ‘Van stront willen ze snoepjes maken’. Ik ben het roerend met haar eens. Straks ga ik me er ook weer op storten, de strontsnoepjesproductie. Maar voor een wond gelikt kan worden moet hij eerst open zijn en pijn doen. Voorlopig geef ik mij over aan zwartgalligheid. Grimlachen met mevrouw Lohmark: ik kan het iedereen die anti-kerst wil vieren aanraden.
 
*De lessen van mevrouw Lohmark - Judith Schalansky
 
ps Ik wens Lucy in de lucht een lang en gezond leven.


(c) Lucy, 20 december 2012 
Richtje Reinsma tekent en schrijft.
www.richtjereinsma.nl