Onlangs kreeg ik een barbieroze plastic broche kado in de vorm van een gekauwd stuk kauwgom, gefabriceerd door het juweliersduo Hartog & Henneman.
Het sieraad heeft wat weg van een draagbare trompe l’oeuil. Voor wie vluchtig kijkt zou de drager ongemerkt slachtoffer kunnen zijn geworden van een uitgekauwde portie kauwgum, die zich als een levenloze parasiet heeft vastgekleefd en alleen met vriezer en pindakaas verwijderd kan worden. Maar dit trompe l’oeuil-effect is beperkt houdbaar als de brochedrager de sierkauwgum op de traditionele plek heeft opgespeld. Een uitgespogen stuk kauwgum hecht zich doorgaans eerder aan een achterste of een schoenzool dan op de boezem. De broche is dus meer grap dan gezichtsbedrog.
Na het uitpakken van de broche was ik een moment verstijfd van verbazing. Ik had jaren eerder precies hetzelfde idee gehad, en een stuk of wat exemplaren gemaakt voor Ki-osk Daily Art Supply in Amsterdam. Maar dan met echte kauwgom. Ik wilde een anti-sieraad maken door iets buitensmonds te halen dat thuishoort tussen de tanden. Wat eenmaal het lichaam in geweest is, hoort er immers niet vol in het zicht weer uit te komen; het dient discreet te worden weggewerkt of weggespoeld. Ieder kent het genoegen van de rake fluim, de kunstige bijtvariaties in een kauwgumpje, de fraai gedraaide drol. Maar het blijven doorgaans verborgen prestaties.
Het was een enorm gedoe om de broches te maken, want de kauwgom bleek verschrikkelijk lang te moeten drogen. Maandenlang lagen de vleesroze stukken in vorm gekauwde bubblegum op aluminiumfolie in een kast uit te harden als een plaat kannibalenkoekjes, en claimden met hun mierzoete geur een flink territorium in mijn kamer.
Het idee voor het maken van de broches dat later ook Hartog & Henneman kregen, kwam toen ik bezig was aan een beeld waarin ik grote hoeveelheden bubblegum verwerkte: Klapstuk. Klapstuk was een soort peer beplakt met een huid van gekauwde kauwgom, pakweg een meter breed en een halve meter hoog, met aan één kant een instulping waarin een baksteen school.
Het sieraad heeft wat weg van een draagbare trompe l’oeuil. Voor wie vluchtig kijkt zou de drager ongemerkt slachtoffer kunnen zijn geworden van een uitgekauwde portie kauwgum, die zich als een levenloze parasiet heeft vastgekleefd en alleen met vriezer en pindakaas verwijderd kan worden. Maar dit trompe l’oeuil-effect is beperkt houdbaar als de brochedrager de sierkauwgum op de traditionele plek heeft opgespeld. Een uitgespogen stuk kauwgum hecht zich doorgaans eerder aan een achterste of een schoenzool dan op de boezem. De broche is dus meer grap dan gezichtsbedrog.
Na het uitpakken van de broche was ik een moment verstijfd van verbazing. Ik had jaren eerder precies hetzelfde idee gehad, en een stuk of wat exemplaren gemaakt voor Ki-osk Daily Art Supply in Amsterdam. Maar dan met echte kauwgom. Ik wilde een anti-sieraad maken door iets buitensmonds te halen dat thuishoort tussen de tanden. Wat eenmaal het lichaam in geweest is, hoort er immers niet vol in het zicht weer uit te komen; het dient discreet te worden weggewerkt of weggespoeld. Ieder kent het genoegen van de rake fluim, de kunstige bijtvariaties in een kauwgumpje, de fraai gedraaide drol. Maar het blijven doorgaans verborgen prestaties.
Het was een enorm gedoe om de broches te maken, want de kauwgom bleek verschrikkelijk lang te moeten drogen. Maandenlang lagen de vleesroze stukken in vorm gekauwde bubblegum op aluminiumfolie in een kast uit te harden als een plaat kannibalenkoekjes, en claimden met hun mierzoete geur een flink territorium in mijn kamer.
Het idee voor het maken van de broches dat later ook Hartog & Henneman kregen, kwam toen ik bezig was aan een beeld waarin ik grote hoeveelheden bubblegum verwerkte: Klapstuk. Klapstuk was een soort peer beplakt met een huid van gekauwde kauwgom, pakweg een meter breed en een halve meter hoog, met aan één kant een instulping waarin een baksteen school.
In bubblegum zit gelatine, gemaakt van dierenbotten. Ik was veganist toen ik Klapstuk maakte, dus het consumeren van bubblegum botste volledig met mijn overtuiging. Maar mijn principes bleken niet bestand tegen de drang om een beeld van bubblegum te maken. Omdat ik niet volkomen wilde versuikeren tijdens de productie, spoog ik mijn speeksel uit in lege jampotjes. Het was bleekroze als een zonsondergang.
Het kauwwerk schoot maar niet op, en de expositie in de Veemvloer in Amsterdam waar ik Klapstuk tentoon zou stellen naderde. Ik begon mensen uit te nodigen om mee te kauwen. De jampotjes die als kwispedoors dienden werden collectief gebruikt tijdens de gezamenlijke kauwsessies.
Laatst opende ik voor het eerst in lange tijd toevallig de doos waarin Klapstuk in de kelder resideert. De kauwgomhuid bleek overwoekerd met schimmel - rottend spuug waarschijnlijk. Het speeksel waarmee Klapstuk is gemetseld breekt het beeld ook weer af. Spuug wint het van botten en suiker.
(c) LUCY, 8-3-2011
Het kauwwerk schoot maar niet op, en de expositie in de Veemvloer in Amsterdam waar ik Klapstuk tentoon zou stellen naderde. Ik begon mensen uit te nodigen om mee te kauwen. De jampotjes die als kwispedoors dienden werden collectief gebruikt tijdens de gezamenlijke kauwsessies.
Laatst opende ik voor het eerst in lange tijd toevallig de doos waarin Klapstuk in de kelder resideert. De kauwgomhuid bleek overwoekerd met schimmel - rottend spuug waarschijnlijk. Het speeksel waarmee Klapstuk is gemetseld breekt het beeld ook weer af. Spuug wint het van botten en suiker.
(c) LUCY, 8-3-2011