Het heeft iets verwarrends als je door de expositie in het AAMU wandelt en Bennets stijl alle kanten op ziet schieten. Als toeschouwer heb je toch de neiging op zoek te gaan naar iemands kenmerkende stijl, en te categoriseren. Bij het werk van Bennett is dat een heilloze weg: het weigert plaats te nemen in een hokje. In dit ontduiken van een vaste typering zit een link naar Bennetts jeugd. Pas als puber wordt het hem duidelijk dat zijn moeder, en hijzelf dus ook, van Aboriginal afkomst is. Tot die tijd wordt er nooit over gesproken en groeit hij op in een Europees-Australisch milieu. Maar ineens slaan de bekende vooroordelen over Aboriginals ook op hemzelf. Zijn ‘ik’ is plotseling drastisch anders.
Geschiedenis is subjectief
De zoektocht naar zijn eigen identiteit, maar ook het universele thema van ergens bij horen of ergens buiten vallen, wordt een rode draad in zijn kunst. Tijdens zijn opleiding realiseert Bennett zich dat ook de Australische identiteit ‘anders’ is en slechts gebaseerd is op een subjectieve weergave van de geschiedenis. Dat besef werkt bevrijdend. De weg ligt open om die geschiedenis te gaan herschrijven. En dat is wat hij doet, steeds opnieuw. Schrijven mag hier een vreemde term lijken, maar het past bij Bennetts schilderijen. Ze zijn heel ‘talig’, en hoewel hij ook veel taal gebruikt in zijn werk, is het meer het beeld dat dat gevoel oproept. Je kunt zijn schilderijen lezen.
En daar komt het kopiëren om de hoek. Bennett leent veelvuldig beelden die herkenbaar zijn, bijna emblematisch. Veel van het werk heeft een grafisch karakter, met beelden die werken als stempels of tags. Met name in de vroege Home Décor en Notes to Basquiat reeksen is dit duidelijk. Je voelt als kijker dat de kunstenaar je van alles wil vertellen of uitleggen, je voelt de symboliek. Of je het altijd helemaal begrijpt is een tweede, want Bennett heeft wel wat tekst nodig. Enige (kunst)historische kennis kan overigens ook geen kwaad. Gelukkig levert het AAMU veel uitleg.
En daar komt het kopiëren om de hoek. Bennett leent veelvuldig beelden die herkenbaar zijn, bijna emblematisch. Veel van het werk heeft een grafisch karakter, met beelden die werken als stempels of tags. Met name in de vroege Home Décor en Notes to Basquiat reeksen is dit duidelijk. Je voelt als kijker dat de kunstenaar je van alles wil vertellen of uitleggen, je voelt de symboliek. Of je het altijd helemaal begrijpt is een tweede, want Bennett heeft wel wat tekst nodig. Enige (kunst)historische kennis kan overigens ook geen kwaad. Gelukkig levert het AAMU veel uitleg.
Knippen en plakken
Het werk roept daarnaast de vraag op of het om het schilderen gaat. In de expositie zijn een oud videowerk en enkele objecten te zien, maar het zwaartepunt ligt duidelijk bij de schilderkunst. En toch is het antwoord ‘nee’: het gaat niet om Bennetts schilderkunstige kunnen. Hij is niet per se een virtuoos schilder. Hij is een verteller en commentator, op een losse en brutale manier gebruikmakend van bestaande beelden uit de geschiedenis en uit de Westerse en Aboriginal kunst. Bennett speelt met de manier waarop taal en beeld de dingen duiden; al ligt het er soms wat dik bovenop. Hij knipt en plakt en morrelt aan vastgeroeste ideeën en stereotypes. Het is steeds weer een nieuwe taal die je moet proberen te ontcijferen. In de recente reeks Home Décor (After M Preston) is die opgave best lastig. De door Bennett groot opgeblazen Aboriginal motieven, die de Australische kunstenaar Margaret Preston in de eerste helft van de twintigste eeuw veelvuldig gebruikte als puur decoratieve elementen, verliezen elke connectie met hun oorspronkelijke betekenis. Het is Bennetts commentaar op Prestons ‘loze’ gebruik van de Aboriginal motieven. Motieven die juist hele verhalen en betekenissen in zich dragen. Als kijker zie je grote, abstracte werken, die je moeilijk kunt duiden. Je blijft wat hulpeloos achter. Misschien is het slim om eerst de vaste collectie van het AAMU te bekijken. Dan wéét je dat er zo maar allerlei geheimen vallen te ontdekken.
(c) Lucy, 27-6-2012. Tekst: Marjo Vaessen
(c) Lucy, 27-6-2012. Tekst: Marjo Vaessen