Deze overdonderende opstelling is fantastisch en frustrerend tegelijk. Het blijkt onmogelijk met je neus bovenop de tekeningen te staan, terwijl dat precies is wat ik graag wil: van zo dichtbij mogelijk met mijn ogen de tekeningen aftasten, om de lijn te zien, de nuance en vermenging van technieken, waar de potloodafzet zit, het vlekje, de glans van grafiet. Gelukkig kan dat wel bij de tafelvitrines in het midden van de eerste zaal, waar parels van onder meer Eugene Brands en Frank Halmans getoond worden. Ook in de volgende twee zalen kan ik soms heel dichtbij komen. Niet alleen fysiek, maar ook inhoudelijk.
Serie
Voorbij de veelheid van zaal 1, is het nog steeds dringen geblazen, maar in zaal 2 en 3 worden wel vaak meerdere tekeningen van 1 kunstenaar getoond, als een serie. Dit werkt goed, juist ook omdat tekeningen vragen om kijken en nog eens kijken, vergelijken, omdat het kleine gebaar zoveel kan bewerkstelligen. De achttien tekeningen van Marijn van Kreij bijvoorbeeld – soms zichtbaar uit een schetsboek gescheurd – hebben allemaal dezelfde voorstelling als uitgangspunt, maar verschillen onderling net een tikje. Van Kreij baseerde deze serie tekeningen op werk van Picasso en de herhaling van steeds dezelfde afbeelding gaat daarmee ook over de handeling van het tekenen; de keuzes die worden gemaakt, hoe klein ook, zijn zichtbaar op de tekening. De oppervlakkige overeenkomst tussen de werken maakt dat ik, net als de kunstenaar, steeds beter kijk.
Alledaags
Het idee van een serie past ook bij de alledaagsheid en het democratische imago dat aan de tekening kleeft. Zoals de tentoonstellingsmakers het zelf verwoorden: ‘Er zijn weinig mensen op deze wereld die nog nooit een tekening hebben gemaakt.’ Deze letterlijke alledaagsheid zit bijvoorbeeld in de manier waarop Henri Jacobs werkt. Hij maakt al bijna vijftien jaar iedere dag een tekening, met als resultaat speelse, abstracte onderzoeken naar vorm- en kleurcombinaties in logische reeksen van aan elkaar verwante motieven. Bij de tekeningenserie van Juliette Blightman valt de onderwerpkeuze op als opvallend bescheiden; in eenvoudige lijnen noteert zij herkenbare alledaagsheid; het toilet, een plant, de rug van een geliefde die net het bed verlaat.
Robbie Cornelissen leverde niet alleen het entreewerk voor The Line Up, hij is tevens gastcurator en ontwerper van de labyrintconstructie die door zaal 2 en 3 meandert. Het tentoonstellingsontwerp zorgt voor de mogelijkheid van individuele presentaties en daarmee een groot en contrastrijk aanbod. Koen Taselaar eigent zich de gehele ruimte toe door zijn veelkleurige, ingelijste tekeningen op een patroonrijke achtergrond te tonen. Zijn zinderende vrolijkheid staat in groot contrast met de installatie van achterbuur Susanna Inglada. Met haar deels ruimtelijke tekeningen van over elkaar heen gebogen mensfiguren en een meer dan levensgrote kop met een prop als hoofd, roept zij een zwaarbeladen, claustrofobische sfeer op.
Verderop aan de wand maken de piepkleine baders van Claire Harvey indruk; haar zwemmers op tape maken van de witte muur een eindeloze oceaan. Tegenover deze allerkleinste tekeningen is een enorme houtskooltekening van Rinus van der Velde gepositioneerd. Schilderachtig, virtuoos, trefzeker, filmisch, een scene die direct een verhaal verteld, de grenzen tussen werkelijkheid en fictie opzoekend.
De lijn
De drie zalen worden met elkaar verbonden door een doorlopende baan op ellebooghoogte die tijdens de tentoonstelling steeds opnieuw belijnd zal worden. Een nieuwe versie van een project van, opnieuw, Cornelissen, die vorm krijgt door het publiek met een houtskooltje in de hand een wandeling te laten maken langs de muur. Een tekening in wording, veroorzaakt door de meest basale handeling: het trekken van een lijn. Iedereen kan het. Een startpunt dat uitwaaiert in de tentoonstelling via vrij traditionele (houtskool)tekeningen op papier tot animaties, knipwerk, installaties en werk dat balanceert op de rand van schilder- of collagekunst, zoals het zelfportret in vinyl van Erik van Lieshout.
Het is fijn om zoveel tekeningen bij elkaar te zien, maar tegelijkertijd voelt het ook wat geforceerd. Hebben deze tekeningen eigenlijk nog wel een speciale tekeningententoonstelling nodig? Tekenen is een volwaardige kunstvorm, ja. En het is zo direct, ja. Maar versterkt het elkaar als het allemaal in één tentoonstelling ondergebracht wordt? Gaat het feit dat het om een tekening gaat dan niet de boventoon voeren? Terwijl het daar misschien niet per se over gaat. Of, eigenlijk vrijwel nooit over gaat. Duidelijk is wel dat het publiek er heel graag naar komt kijken. Wellicht door de laagdrempeligheid, de tekening als democratisch medium. Dat bovendien zeer nieuwsgierig maakt naar meer. En dat valt eigenlijk alleen maar toe te juichen.
The Line Up de kracht van tekenen
Centraal Museum Utrecht
t/m 18 november
© LUCY 6 -11- 2018, tekst: Jantine Kremer