Speurtocht
Jurgen Bey blijkt echter niet zo’n sombere kijk op de hoofdzonden te hebben. Hij gaat er vanuit dat de innerlijke drijfveren van een mens zijn af te lezen uit zijn omgeving en zijn interieur. Ondeugden leiden daarbij eerder tot activiteit en creativiteit dan deugden, volgens Bey.
Het uitgangspunt voor de tentoonstelling is het schilderij De zeven hoofdzonden van Jeroen Bosch van eind 15e eeuw, dat zich in de collectie van het Museo del Prado bevindt. In zeven taferelen worden de zeven hoofdzonden uitgebeeld. Studio Makkink & Bey analyseerde in het schilderij per tafereel de verschillende voorwerpen en zocht daar op associatieve wijze een voorwerp bij uit de collectie van het CM of uit hun eigen werk. Wanneer er bijvoorbeeld een stoel op het schilderij staat, wordt daar in de presentatie een hedendaagse pendant voor geplaatst in de vorm van de Voddenstoel (1991) van Tejo Remy. Tot zo ver alles duidelijk. Lastiger wordt het om de relatie te leggen tussen een rozenkrans op het schilderij en de Stofzuigerflat (2007) van Frank Halmans. Dat is op zich niet zo erg, maar de opzet van de tentoonstelling maakt dat je als bezoeker snel geneigd bent om het als een soort invuloefening te benaderen. Op papier is het uitgangspunt prikkelend en lijkt het kansen te bieden op een grote variëteit aan bijzondere objecten in verrassende combinaties. Maar in de praktijk werkt het toch een beetje als een speurtocht, waarbij je op zoek gaat naar het juiste voorwerp bij het juiste nummer uit het schilderij. Het zijn verzamelingen objecten, zonder onderlinge samenhang, die weinig reflectie bieden op de specifieke aard van de betreffende zonde. Waar de objecten in het schilderij van Bosch vaak een symbolische betekenis hebben, ontberen veel van de hedendaagse objecten die symboliek. Het tentoonstellingsconcept blijkt hier en daar een knellend keurslijf, dat meer diepgang in de relatie met de actualiteit in de weg lijkt te staan. De actualiteit komt enigszins aan bod in de bijdragen van grafisch vormgever Arthur Roeloffzen. In stofmappen met daarop de gegevens over de voorwerpen in de presentatie, voegt hij hier en daar actuele foto’s en beeldmateriaal uit de media toe over het onderwerp. Maar de inhoud van de mappen is nog beperkt en het lijkt alsof dit onderdeel nog verder moet groeien gedurende de tentoonstelling.
Het uitgangspunt voor de tentoonstelling is het schilderij De zeven hoofdzonden van Jeroen Bosch van eind 15e eeuw, dat zich in de collectie van het Museo del Prado bevindt. In zeven taferelen worden de zeven hoofdzonden uitgebeeld. Studio Makkink & Bey analyseerde in het schilderij per tafereel de verschillende voorwerpen en zocht daar op associatieve wijze een voorwerp bij uit de collectie van het CM of uit hun eigen werk. Wanneer er bijvoorbeeld een stoel op het schilderij staat, wordt daar in de presentatie een hedendaagse pendant voor geplaatst in de vorm van de Voddenstoel (1991) van Tejo Remy. Tot zo ver alles duidelijk. Lastiger wordt het om de relatie te leggen tussen een rozenkrans op het schilderij en de Stofzuigerflat (2007) van Frank Halmans. Dat is op zich niet zo erg, maar de opzet van de tentoonstelling maakt dat je als bezoeker snel geneigd bent om het als een soort invuloefening te benaderen. Op papier is het uitgangspunt prikkelend en lijkt het kansen te bieden op een grote variëteit aan bijzondere objecten in verrassende combinaties. Maar in de praktijk werkt het toch een beetje als een speurtocht, waarbij je op zoek gaat naar het juiste voorwerp bij het juiste nummer uit het schilderij. Het zijn verzamelingen objecten, zonder onderlinge samenhang, die weinig reflectie bieden op de specifieke aard van de betreffende zonde. Waar de objecten in het schilderij van Bosch vaak een symbolische betekenis hebben, ontberen veel van de hedendaagse objecten die symboliek. Het tentoonstellingsconcept blijkt hier en daar een knellend keurslijf, dat meer diepgang in de relatie met de actualiteit in de weg lijkt te staan. De actualiteit komt enigszins aan bod in de bijdragen van grafisch vormgever Arthur Roeloffzen. In stofmappen met daarop de gegevens over de voorwerpen in de presentatie, voegt hij hier en daar actuele foto’s en beeldmateriaal uit de media toe over het onderwerp. Maar de inhoud van de mappen is nog beperkt en het lijkt alsof dit onderdeel nog verder moet groeien gedurende de tentoonstelling.
Hebzucht
De bijdragen van Klaske Oenema brengen een poëtische, meer beschouwende laag aan in de presentatie. In korte knipselanimatiefilmpjes verhaalt ze op associatieve wijze over de Dood, Het laatste Oordeel, de Hemel en de Hel. Deze vier vormen de context waarbinnen de zonden tegen het licht worden gehouden. In het schilderij van Bosch worden ze in de vier hoeken van het schilderij verbeeld. Klaske Oenema haalt ze uit de religieuze context en weet ze naar het alledaagse te vertalen.
Ondanks deze kanttekeningen is er veel moois te zien van verschillende ontwerpers en kunstenaars. Alleen al de presentatie rond de zonde Hebzucht, die Makkink & Bey heel hebberig helemaal voor hun eigen producten heeft geclaimd (een leuke vondst), maakt duidelijk waarom hun werk en manier van denken zo bijzonder is. Niets is vanzelfsprekend, iedere aanname, ieder gebruik, iedere gewoonte wordt tegen het licht gehouden en ter discussie gesteld. Waarom zouden we het niet eens anders doen? Waarom ziet een bezemkast er niet mooi uit, in plaats van grauw en grijs? Waarom een boomstam eerst verzagen tot planken, als je ‘m met een paar rugleuningen tot bank kunt transformeren?
Ondanks deze kanttekeningen is er veel moois te zien van verschillende ontwerpers en kunstenaars. Alleen al de presentatie rond de zonde Hebzucht, die Makkink & Bey heel hebberig helemaal voor hun eigen producten heeft geclaimd (een leuke vondst), maakt duidelijk waarom hun werk en manier van denken zo bijzonder is. Niets is vanzelfsprekend, iedere aanname, ieder gebruik, iedere gewoonte wordt tegen het licht gehouden en ter discussie gesteld. Waarom zouden we het niet eens anders doen? Waarom ziet een bezemkast er niet mooi uit, in plaats van grauw en grijs? Waarom een boomstam eerst verzagen tot planken, als je ‘m met een paar rugleuningen tot bank kunt transformeren?
De hele tentoonstelling heeft, in tegenstelling tot het onderwerp, een zekere luchtigheid die esthetisch goed uitpakt, maar hier en daar dus langs de randen van de vrijblijvendheid scheert. De enige spanning die in de tentoonstelling wordt opgeroepen is de telkens terugkerende dreun die door het werk Unto the sweet birds throat (1993) van Berend Strik wordt voortgebracht. Als een langzame dodenmars lijkt het de tijd weg te tikken en ons dreigend duidelijk te maken: het Laatste Oordeel is misschien wel dichterbij dan we denken.
(c) LUCY, 7-1-2014. Tekst: Carolien de Boer
(c) LUCY, 7-1-2014. Tekst: Carolien de Boer