Religieuze microben

Column Richtje Reinsma

Als kind van humanistische atheïsten groeide ik op met het idee dat het geloof iets van vroeger was, dat enkel nog voorkwam bij oude mensen. God en zijn boek hoorden bij mijn protestantse oma, net als boterhammen met basterdsuiker en de porceleinen pop Lola. 

Al beschouwden mijn ouders het geloof als een uitstervend fenomeen, ze waren grote liefhebbers van het christelijke culturele erfgoed. Ze luisterden veel naar religieuze muziek, en op vakanties bezochten we de ene kathedraal na de andere. Terwijl mijn ouders de architectuur, de glas-in-loodkunst en de beelden en schilderijen bewonderden, vroeg ik mij ongerust af of God het niet vervelend vond dat wij heidenen in zijn huis kwamen rondkoekeloeren. Elke keer dat we binnen traden in de plechtige schemer van de zoveelste kerk voelde ik mij een brutale spion. 
1206 Richtje microben2
Toen ik elf was stierf mijn oma en kreeg ik een ongeloofscrisis. Als ik in God zou gaan geloven, was oma verzekerd van het eeuwige leven in de hemel. Maar als ik er niet in slaagde om mijzelf te bekeren, was oma voorgoed weg. Liegen had geen zin; God doorzag immers alles en iedereen. Nachtenlang huilde ik mijzelf in slaap, verstrikt in eindeloze onderhandelingen met de eventuele God. Maar hoe graag ik ook wilde, het geloof kwam niet. Mijn oma bleef dood.
 
Een tijdje later probeerde ik nog een keer een oplossing te vinden voor de sterfelijkheid. Ik wilde heks worden. Ik had Heksenkind en Juniper van Monica Furlong gelezen: spannende kinderboeken over middeleeuwse kinderen die opgeleid worden tot goede heksen. Ik kocht een paar handleidingen voor moderne hekserij. Maar toen ze vol bleken te staan met ideeën over reïncarnatie, kabbala, tarot, helderziendheid en magische kruidenrecepten haakte ik af. Ik had gehoopt op gedachten over het composteren in bloemen en wolken na de dood. 
 
Mijn laatste poging om van mijn ongeloof af te komen volgde toen ik als puber Franny and Zooey van J. D. Salinger las. Met grote opwinding las ik hoe Franny haar vriendje vertelt over een mystiek boek dat zij aan het lezen is, over een eenvoudige boer die een pelgrimstocht maakt om erachter te komen wat er bedoeld wordt in de bijbelpassage waarin staat dat je moet bidden zonder ophouden. De pelgrim komt een wijze man tegen die hem het Jezusgebed leert: ‘Heer Jezus Christus, wees mij genadig.’ Die zin moet de boer onophoudelijk herhalen. In het boek zegt Franny: ‘“Na een tijdje gebeurt er iets. Ik weet niet wat, maar er gebeurt iets, en de woorden beginnen gelijk te lopen met de hartslag van degene die het gebed uitspreekt en dan ben je werkelijk aan het bidden zonder ophouden. Wat echt een geweldig, mystiek effect heeft op je hele kijk op het leven.”’
 
Het was te mooi om waar te zijn. Vooral omdat Franny benadrukt, dat je om te beginnen geen greintje vroomheid nodig hebt: ‘“[...] wat zo prachtig is, is dat je aan het begin niet eens hoeft te geloven wat je doet. Ik bedoel zelfs als je het allemaal ontzettend gênant vindt geeft dat niets. Ik bedoel je beledigt er helemaal niets of niemand mee.’”
Een buitenkans. Ik ging meteen aan de slag. Helaas had ik niet genoeg doorzettingsvermogen. Ik hield het gebed steeds maar een paar minuten vol, dan werd ik alweer afgeleid door mijn kat of kreeg ik zin in chocola. Toen mijn andere oma stierf, probeerde ik haar niet eens meer de hemel in te krijgen.
 
Nu heeft zich onlangs toch weer een kans voorgedaan. Het gebeurde toen ik logeerde in een Frans klooster. Tijdens een lange bergwandeling door de omgeving begonnen mijn schoenen uit elkaar te vallen. Eerst liet de onderste, harde profielzool los, daarna begon de zachte verende tussenlaag te verkruimelen. Op een gegeven moment staken mijn tenen naar buiten, en liep ik op het laatste gladde plastic binnenzooltje.
 
Een van de broeders van het klooster zou onze lunch komen brengen met de auto, en ik vreesde dat ik de gelegenheid aan moest grijpen om mee terug te rijden om de wandeling niet op bloedende voeten te hoeven voltooien. Toen gebeurde het wonder. De broeder bleek dezelfde schoenmaat te hebben als ik. Op sokken keerde hij terug naar het klooster, en ik liep verder op zijn gympen. ’s Avonds aan tafel in het klooster deed het verhaal van mijn redding de ronde. Een huishoudelijke medewerkster zei: ‘Nu ben je via zijn schoenen besmet met religieuze microben.’ Mogelijk is het geloof zich op dit moment in mij aan het verspreiden. Stel je voor, dat het lukt. Dan kunnen mijn oma’s eindelijk naar de hemel. 


(c) Lucy, 24 juni 2012 
Richtje Reinsma tekent en schrijft.
www.richtjereinsma.nl